Memoires van een middeleeuwse spion
Over sultan Mehmed de Veroveraar en zijn christelijke onderdanen
Door: Kasım Tekin
Oorspronkelijke publicatiedatum: 24 augustus, 2017
In dit artikel volgt een korte reflectie op een van de meest populaire bronnen over de vijftiende-eeuwse Ottomaanse opmars op de Balkan, het verslag van Konstantin Mihailovic. Mihailovic was een Oost-Europese krijgsgevangene die zich na zijn ‘bevrijding’ uit het rijk van de sultan actief inzette om de christelijke vorsten van Europa te verenigen en om ze aan te sporen ten strijde te trekken tegen de Grote Turk. De vijandige en lasterende toon waarmee Mihailovic zijn werk schreef maakt het een uiterst interessante bron om meer te weten te komen over de Ottomaanse omgang met christenen en joden binnen de grenzen van hun rijk.
De vroeg-Ottomaanse Balkanpolitiek is regelmatig onderwerp van historiografische discussies. De snelle veroveringen van de eerste sultans brachten een einde aan de Byzantijnse feodale traditie in Oost-Europa. Ook betekenden ze het begin van ingrijpende demografische veranderingen. Meer moslims trokken naar de Balkan en ook veel plaatselijke christenen bekeerden zich tot de islam. Met de definitieve val van het Byzantijnse rijk in 1453 werd ook de Oosterse Kerk onderworpen aan de Ottomaanse bureaucratie van Mehmed II. En Europa zag het gebeuren. Hoewel het haten van heidenen van alle tijden was nam met de veertiende-eeuwse opmars van moslims ook de anti-heidense propaganda (als dat woord hier al mag worden gebruikt) sterk toe.
In de zeventiende eeuw begon dit systematische vormen aan te nemen. Vooral vanuit Rusland werd er beleid opgang gezet om opruiende lectuur te verspreiden gericht aan christelijke volkeren onder Ottomaans gezag.[1] Men kan al raden wat voor beeld er in deze – haast apocalyptische – teksten van de Ottomaanse aanwezigheid werd gecreëerd: een invasie van barbaarse heidenen die niets dan slechts meebrachten en zouden zijn gekomen om de christelijke landen, diens mensen en hun cultuur uit te buiten; Een ook tegenwoordig nog populair narratief onder verschillende politieke facties in Oost-Europese landen.
Gelukkig wordt dit vertekende beeld door moderne historici en onderzoekers steeds vaker achterhaald. En het is interessant om te zien dat deze weerleggingen niet altijd per definitie gepaard gaan met een complete verwerping van de door de eerste groep gebruikte historische bronnen. Want het feit dat bronnen een overduidelijke agenda hebben wil nog lang niet zeggen dat ze onbruikbaar (of zelfs geheel onbetrouwbaar) zijn. In tegendeel. Maar het bestuderen ervan vereist wel een – op vele vlakken – kritische blik en een breed inzicht in de historische context. Want terwijl de schrijvers van deze bronnen geen blad voor de mond namen over hun bedoelingen [om de heidenen van te kaart te vegen!] kan uit diezelfde bronnen vaak óók worden opgemaakt dat de Ottomanen toch net wat minder ‘barbaars’ waren dan veel conservatieve interpretaties ons willen doen geloven.
Wie is Konstantin Mihailovic?
Konstantin Mihailovic is een interessant figuur en is in het Westen net zo onbekend als dat hij populariteit geniet onder Slavische vakhistorici. Zijn werk werd voor het eerst naar een niet-Slavische taal vertaald onder de titel Memoires of a Jannisary, en dit is gelijk ook het enige werk dat voor Westerse historici echt toegankelijk is. Over de persoon Mihailovic weten we vrijwel niets. En wat we wél weten is onderhevig aan vele discussies. Van zijn naam tot zijn geboorteplaats, van zijn leeftijd tot zijn eigenlijke functie binnen het hele verhaal, veel is onduidelijk. Wat in ieder geval gezegd kan worden is dat hij op 1 juni 1455 gevangen moet zijn genomen door de troepen van sultan Mehmed II na het beleg van Novo Brdo (ergens rond het huidige Novobërdë in Kosovo), hoewel hij ook daarover niet helemaal helder is in zijn memoires. Na te zijn meegenomen zou hij zo’n acht jaar meedraaien in het janitsarenkorps tot hij in 1463 weer in christelijke handen zou vallen tijdens een campagne in Bosnië. Na zijn terugkeer schreef hij zijn memoires om een beeld te schetsen van de ‘verderfelijkheid van de islam’ en om zoveel mogelijk details te geven over de Ottomaanse staat en diens geschiedenis. De memoires worden afgesloten met tips over hoe de Ottomanen het beste te bestrijden, een oproep aan alle christenkoningen om zich te verenigen tegen het ‘duivelse kwaad’ en een smeekbede naar God om de ‘gelovige christenen’ te helpen om de ‘verachtelijke heidenen van de kaart te vegen, amen’.[2]
Naast de discussies overzijn persoonlijkheid zijn er ook wat beweringen in zijn memoires die op zijn minst in twijfel kunnen worden getrokken. Zo beweert hij dat hij al een jaar na zijn gevangenneming mee mocht met de mars op graaf Dracula, terwijl dit veel te kort dag is. Een janitsarentraining duurt jaren en het kan dus niet zo zijn dat hij als onderdeel van het korps mocht meestrijden. Interessant is trouwens ook dat hij zelf nooit expliciet beweert een echte janitsaar te zijn geweest, althans niet in zijn memoires.[3] Er wordt slechts gesproken van een vage rol binnen het korps. Toch zijn historici daar wel altijd van uitgegaan.
Zijn indrukwekkende verslag telt zo’n honderd pagina’s. Daarin besteedt hij vooral aandacht aan maatschappelijke en politiek-militaire zaken, hoewel hier en daar wat inaccuraat [wat niet vreemd is gezien hij deze pas jaren later, vermoedelijk rond 1490, heeft opgetekend]. Ook is het, vooral voor een bron uit die tijd, niet geheel onbelangrijk te vermelden dat zijn verslag [voor zover we weten] niet is opgetekend voor een inquisitie of een soortgelijk verhoor.
Mihailovic over de christelijke onderdanen van de sultan
Tijd voor een kijkje in het werk zelf. Het lot van christenen komt in Konstantins werk op vier plaatsen ter sprake.[4] De drie thema’s die hij daarbij behandelt zijn 1) de gerechtigheid [van de sultan] naar christenen, 2) de plichten van christenen en 3) hun bekering naar de islam. Alledrie worden hier kort toegelicht.
1. Gerechtigheid van de sultan naar zijn christelijke onderdanen
Na de islam en diens volgers in de eerste paar hoofdstukken uitvoerig te hebben bekritiseerd schrijft hij een hoofdstuk over de Ottomaanse rechtspraak. Het hoofdstuk bestaat uit minder dan anderhalve pagina. Des te interessanter om te zien dat Mihailovic de keuze maakt dit hoofdstuk met het volgende te beginnen:
‘Indeed great justice exists among the heathens. They are just to themselves and among themselves and to all their subjects, whether Christians or Jews, and to all who are under them; for the emperor himself sees to that, as will be discussed further. There are also other subjects of theirs who pay tribute but still rule their own lands, such as a certain Wallachian voivode.’[5]
Hoewel hij dus erg negatief is over het rijk en hij moslims het liefst vernietigd ziet worden vermeldt hij er wel bij dat de rechtspraak naar christenen op een eerlijke manier gebeurt. Voor iemand die de wereld probeert te verenigen tegen de sultan kan worden verwacht dat hij de vijand op alle mogelijke manieren zal lasteren [wat hij al uitvoerig doet]. En welke laster is beter dan hem te beschuldigen van onrecht jegens medechristenen. Toch is dit niet het geval. In het rijk van de sultan was eenieder vrij christen te zijn, en ook het juridische apparaat maakte het voor andersgelovigen niet onmogelijk hun recht te behalen zonder zich te hoeven bekeren tot de islam.
Kort daarna neemt hij op dezelfde pagina toch nog even de tijd om de sultan op een andere manier zwart te maken. Dat is weer de Mihailovic die we kennen.
2. Plichten van christenen en over hun positie
Mihailovic gaat verder. In het hoofdstuk dat is vertaald als Concerning the Christians who are under the Turks schrijft hij het volgende:
‘The Christians are called kauri. They are all the emperor’s and the emperor knows their number well, how many of them are in each land or region. They pay the emperor a telos or tribute each year of forty aspres, which is called in the Turkish language akcza, and forty of them make one gold piece. Many hundreds of thousands come to the emperor each year. And whoever can earn money pays the emperor two gold pieces per year, except for children and women. Now in addition [there are] other incomes which come to this treasury on sea and on land and also from silver mines. These same Christians also give the lords under whom they are, who are called thymererler, half the imperial tribute and in addition a tithe of all grain and a corvée [manorial labor]; but they never pay any tax either to the emperor or to their lord. And also when the imperial army is marching no one dares to ride through the grain or to cause such damage, nor take anything from anyone without recompense. Now should someone take something from someone without recompense, other heathen lords do not condone that in one another, not condoning harm to the poor. And should anyone take a chicken without recompense he will lose his neck, for the emperor does not want any wrong done after the emperor many thousands of draft animals or horses; they account. He sets their price justly, not condoning any harm to them. And the Turkish emperor wants such organization as there was during earlier times so that it would be paid now without change as it was under Emperor Morat…’[7]
Na de Turken [waaronder ook de volgens hem toch ‘rechtvaardige’ sultan Murad][8] weer tientallen pagina’s lang op alle mogelijke manieren te hebben gelasterd geeft Konstantin ons hier op een zakelijke toon een overzicht van de betalingsplichten en maakt hij zelfs melding van de vrijstelling die minderheden hadden van normale belastingen, zoals de door moslims betaalde zakaat. En zeker niet onbelangrijk is zijn opmerking: ‘no one dares to ride trough the grain or to cause such damage, nor take anything from anyone without recompense’.[9] Bij het uitrijden van het leger bleef zelfs het landgoed van christenen ongedeerd en werd eventuele schade volledig vergoed. Ook op dit vlak was er volgens Michailovic in het rijk van de Grote Turk geen plaats voor onrecht naar diens christelijke onderdanen.
3. Bekering naar de islam
Nergens in zijn memoires heeft Konstantin het over gedwongen bekeringen van christenen of over andere manieren waarop christenen eventueel de islam in zouden zijn getreiterd. Sterker nog, als vermeend onderdeel van het janitsarenkorps [wat zoals eerder gezegd twijfelachtig is] vertelt hij nergens of hij zelf überhaupt was bekeerd, wat als janitsaar normaalgesproken wel een vereiste was. Laat staan dat hij zou zijn bekeerd onder onder dwang(!). In tegendeel, vlak voor zijn uiteindelijke oproep tot vereniging van de Turk schrijft hij:
‘…the round up an bring several thousand good Christians amongst the heathens; having been mixed they are spoiled, like the above-mentioned water. Having forgotten their good Christian faith they accept and extol the heathen faith. And such heathenized Christians are much worse than true-born heathens. This, then, adds to the expansions of the Turks. Some have served their terms, others are serving, while third group is newly brought in and they ride [ out ] for a fourth time, striving so that their number would never diminish, in accordance with the word of Mohammed. And so for those above that voluntarily become heathen, every year there is a considerable number…’[10]
Barbaarse invasie?
Interessant genoeg is Mihailovic erg positief over de positie van christenen onder het gezag van de sultan. Hij veroordeelt de grote hoeveelheid aan vrijwillige bekeringen maar rept nergens over dwang. Hij benoemt de te betalen belastingen maar laat daarna niet weg dat daarmee andere belastingen en plichten vervielen en ze daardoor meer rechten genoten. Hij voert een heel pleidooi over de sultan als vermenselijking van het duivelse kwaad maar omschrijft hem vervolgens als uiterst rechtvaardig naar christenen en andere minderheden. Hoezeer Konstantin in zijn schrijven ook zijn best doet om de strijd tegen de Turk te rechtvaardigen, het lijkt hem te ver te gaan om, al is het maar als leugentje, neer te pennen dat de Ottomanen ook maar een beetje onrechtvaardig zouden zijn geweest naar hun christelijke onderdanen. Dat terwijl het zijn missie wel zou kunnen vergemakkelijken. Het opwekken van medelijden had al eerder gewerkt, zoals bij de Byzantijnse roep om ‘hulp’ die leidde tot de eerste kruistochten. Maar Konstantin besloot dat middel in dit werk achterwege te laten.
Jaren later horen we nog een allerlaatste keer van hem. In een van de Tsjechische manuscripten van zijn werk – wellicht het oudste manuscript in omloop – wordt in de titel vernoemd dat de auteur (Mihailovic) de Franse Koning en Keizer van het Heilig Roomse Rijk heeft bezocht.[11] Waarschijnlijk is hij hier na zijn terugkeer tot het christendom langsgegaan als adviseur. Als iemand die jarenlang onder de ‘vijand’ leefde zou hij de ideale man zijn om op het hoogste niveau vrienden te maken met zijn interessante verhalen en tactische informatie. Zijn lobbywerk ging door en hij vormde een inspiratiebron voor velen die net als hij droomden van de vernietiging van het heidens kwaad.
Het is dan misschien ook dit karakter van zijn werk waardoor hij ook vandaag nog populair is onder conservatieve historici en xenofobische politici in Oost-Europa, die het narratief van de eeuwenlange Ottomaanse aanwezigheid in de Balkan als ‘heidense invasie’ maar al te graag hooghouden en islamitische minderheden er het liefst zien verdwijnen. Sommigen streven zelfs openlijk naar het uitwissen van een inmiddels eeuwenoude Balkantraditie waar moslims een onlosmakelijk onderdeel van zijn. Wat dat betreft doen ze hetzelfde als wat ze beweren dat de vroeg-Ottomaanse sultans er zouden hebben gedaan.
Maar Konstantin wist beter…
-Goed is het te leren, zelfs van de vijand-
Ovidius
Over de auteur: Drs. Kasım Tekin (geb. 1992) is hoofdredacteur bij Hadaarah. Na het afronden van zijn ‘docentenopleiding geschiedenis’ studeerde hij ‘geschiedenis’ en ‘geschiedenis van de internationale betrekkingen’ (MA) aan de Universiteit van Amsterdam.
__________________________________________________________________
[1] Stathis Gourgouris, Dream Nation. Enlightenment, Colonization, and the Institution of Modern Greece (Stanford 1996) 355.
[2] Konstantin Mihailovć, Memoires of A Janissary, (Arbor 1975) 197.
[3] Mihailovic, Janissary, xxi.
[4] Een hoofdstuk is in zijn werk niet meer dan drie pagina’s.
[5] Mihailovic, Janissary, 29.
[6] Ibidem.
[7] Mihailovic, Janissary, 189.
[8] Zie bijlagen.
[9] Mihailovic, Janissary, 189.
[10] Ibidem, 191.
[11] Mihailovic, Janissary, xxiii Manuscript M & xxi.