De devshirme in Dracula: laster uit den ouden doosch
Door: Kasım Tekin
In 2014 kwamen Amerikaanse filmmakers met de film ‘Dracula Untold’. Deze bioscoopknaller over de in ieders ogen bloeddorstige Walachische prins Vlad III moest nieuwe context bieden aan een ‘onderbelichte kant’ van zijn verhaal. Ook dit keer koos Hollywood voor een wat islamonvriendelijke invalshoek. En ook dit keer is geprobeerd op verschillende manieren karaktermoord te plegen op de glansrijke geschiedenis van de moslims. Leugens over het verloop van gebeurtenissen, het legitimeren van buitensporig geweld door Dracula, het afbeelden van sultan Muhammed de Veroveraar als Tarkan en het demoniseren van moslimsoldaten. Allemaal voorspelbare trucjes uit den ouden doosch van de Amerikaanse filmindustrie. Toch was deze film anders. Want naast de gelegde nadruk op vampiers, die destijds natuurlijk helemaal niet bestonden (nu nog steeds niet trouwens), was het ook opmerkelijk dat de regisseur koos voor een verouderde en sterk islamofobische invalshoek op het Ottomaanse beleid op de Balkan. Al vrij vroeg in de film krijgt Dracula namelijk bezoek van een handje vol Ottomaanse soldaten. Deze komen hem vertellen dat de sultan binnenkort op expeditie gaat en zo’n ‘duizend kleine jongetjes’ nodig heeft om voor hem te vechten. Dracula, die in de film een liefhebbende family guy is, pikt dit natuurlijk niet. Hij geeft zijn zoon de opdracht weg te rennen, trekt zijn zwaard en stormt op de Ottomaanse soldaten af. Natuurlijk zijn de slappe soldaten van de sultan niet opgewassen tegen de Rambotechnieken van de door Hollywood getrainde Dracula. Een voor een slacht hij ze af. Wetende dat sultan Tarkan terug zal komen voor wraak sluit hij een pact met een demon, wordt hij een vampier enzovoort, enzovoort. Gedurende de hele film zal Dracula de zielige Slavische kinderen proberen te beschermen tegen de Sultan die ze komt halen voor zijn leger.

Dit idee is niet nieuw. Het is geïnspireerd door een conservatieve theorie die ook vandaag nog door het gros van westerse geschiedschrijving in zijn greep houdt[1] en tot op de dag van vandaag een van de meest besproken en meest controversiële[2] onderwerpen uit de Ottomaanse geschiedenis: het beruchte systeem van de devshirme. Traditionele historici omschrijven de devshirme – vaak vertaald: ‘levy of boys’ – als een systeem waarin christelijke kinderen uit door Ottomanen veroverde en/of geplunderde gebieden op de Balkan bij hun families werden ‘weggetrokken’ om mee te nemen als slaaf. Na onder dwang te zijn bekeerd[3] zouden ze na een strikt hersenspoeltraject als slaafsoldaat van de sultan teruggestuurd worden om hun eigen ouders te vermoorden.[4] Zo beschrijft de oud Franse ambassadeur in Istanbul, Francois Savary de Breves, omstreeks 1615 over dit systeem: ‘Christian children, raised in Islamic religion and tradition, hate their parents and never speak about them. They consider the Sultan their protector and father, and are only loyal to him. They name themselves servants of Allah, they are faithful to Islam and hateful towards Christianity.’[5]
De grote aandacht die dit systeem kreeg heeft in combinatie met de angst voor het oprukkende islamitische rijk geleid tot het ontstaan van een beeld waarin dit systematisch door de zou Ottomanen worden gebruikt om langzaam maar zeker een aanzienlijk deel van de Balkanbevolking te kunnen bekeren tot de islam. Maar wat hield het beruchte systeem eigenlijk in? Is het denkbaar dat het gros van de Balkan inderdaad op deze manier is bekeerd?
Devshirme – Ottomaans: دوشيرمه , Turks: devşirme – betekent letterlijk ‘werven’ en duidt op de vanaf 1380 gebruikte rekrutering van Slavische soldaten en bureaucraten door het Ottomaanse ambtenarenapparaat. Tijdens de Ottomaanse expansie gold het pençik-systeem. Volgens de islamitische wet moest een vijfde deel van de oorlogsbuit[6] worden besteed in het nut van de moslimgemeenschap. In de regeerperiode van Murad I (r.1360-89) kwam de geleerde Karamanlı Rüstem[7] met het voorstel om de krijgsgevangenen in dit deel van de buit te gebruiken om een aantal behoeftes van het leger op te vullen. En zo geschiede. Dit maakte Murad I de eerste Ottomaanse sultan die staatsslaven gebruikte in zijn legers. Later, in 1395 werd dit verschijnsel geprofessionaliseerd tot een wervingssysteem met strikte protocollen.[8]
Met slaaf wordt in deze context iets heel anders bedoeld dan de term doet denken. De gerekruteerde jongeren zouden gaan behoren tot de nieuwe Ottomaanse elite. Veelbelovende jongeren die over bruikbare kwaliteiten beschikten kwamen in het paleis terecht waar ze aan de hofscholen werden onderwezen en werden opgeleid voor administratieve taken of als militaire officieren. Ze werden onderwezen in het Turks, Arabisch, Perzich en in de islam. Dit werden de nieuwe Ottomaanse gentlemen[9] waarvan velen het schopten tot bewakers van de staatskas en in veel gevallen zelfs tot vizier of grootvizier(!). Minder getalenteerde rekruten vielen onder de hoede van Turkse officieren die ze meenamen naar Anatolië waar ze werden geplaatst bij moslimgezinnen om te worden geturkificeerd.[10] Vervolgens werden ze opgeleid tot infanteristen en getraind in het gebruiken van vuurwapens aan de prestigieuze militaire scholen van het bij de vijand o zo beruchte korps der janitsaren.[11]
Veel documenten laten zien dat vooral Bulgaren, Albanezen, Bosniërs en Armeniërs graag beroep deden op een dergelijke werving. Zij wilden dolgraag behoren tot een elite maar konden hier geen gebruik van maken aangezien niet-moslims niet in het leger mochten. In het Ottomaanse staatsbeleid stond de (soennitische) moslimidentiteit namelijk sterk centraal[12]. Om dus zeker(der) te kunnen zijn van de oprechtheid van hun bekeringen begon het devshirmesysteem zich uit te breiden met wetgevingen waarin onder andere stond worden vastgelegd dat gerekruteerde jongens tussen de 14 en 18 jaar moesten zijn. Dit gebeurde in overeenstemming en vaak zelfs op sterk aandringen van de ouders[13]. Zo zijn er voorbeelden van Bulgaren die door aandringen toch erin mochten. Sommige ambtenaren werden zelfs omgekocht door ouders zodat hun kinderen zouden worden geselecteerd(!).[14] Een ander interessant punt om misschien te vermelden is dat joden niet mee mochten doen. Dit is waarschijnlijk omdat de joodse jeugd zich traditioneel richtte op de commercie[15], wat de staat weer ten goede kwam. Dit alles laat zien dat bekering wel een strenge voorwaarde was om mee te doen, maar dat er geen sprake was van dwangbekeringen en dat dit al helemaal niet het doel was van dit systeem.
In de late middeleeuwen was de devshirme dus alles behalve een systeem van dwangbekeringen. Het was een deur naar een carrière als elitesoldaat of bureaucraat en het was voor zowel moslims als niet-moslim een eer er ooit een positie in de kunnen verwerven.[16] Zo schrijft Lapidus: “These slaves … were not an oppressed class but were the highest ranking officers of Ottoman society and were “slaves” in the sense that they were the servants of the sultan.”[17]
Toch moet dit beeld ergens vandaan komen. De vele islamofobische teksten die in de late middeleeuwen in omloop waren zorgden voor het ontstaan van dergelijke doemverhalen. De volgende bron is er zo een. Door deze te analyseren zal worden gekeken in hoeverre het bovenstaande concept past in een van de meest vooraanstaande Oost-Europese narratieve werken uit deze tijd.
[1] Wel moet worden gezegd dat een groot deel van de Westerse historici dit niet aanhangen vanwege kwade bedoelingen, maar vooral omdat men niet beter weet.
[2] Akgündüz en Öztürk, Ottoman history, 51.
[3] Pust, Migrations from the Veneatian to the Ottoman, 149.
[4] Akgündüz en Öztürk, Ottoman history, 52.
[5] François Savary de Breves, Discours abrégé des as- seuvrez moyens d’anéantir et ruiner la monarchie des princes ottoman. Paris, 1615, 28. Geciteerd uit: Pust, Migrations from the Veneatian to the Ottoman, 149.
[6] Taqî ad-Dîn A. Ibn Taymiyyah, The political shariyah. On reforming the ruler and the ruled (Londen 2006) 45-46.
[7] Akgündüz en Öztürk, Ottoman history, 52.
[8] Ira M. Lapidus, A history of Islamic societies. Third edition (New York 2014) 340-341.
[9] Lapidus, History of Islamic societies, 341.
[10] Bahar, Beki L. ‘The conversion of the Jews and the islamization of Jewish spaces during the first centuries of the Ottoman empire’ (Utrecht, 2012) 72-74.
[11] Akgündüz en Öztürk, Ottoman history, 53.
[12] Lapidus, History of Islamic societies, 341.
[13] Beki, Conversion, 72.
[14] Akgündüz en Öztürk, Ottoman history, 54.
[15] Beki, Conversion, 72-73.
[16] Akgündüz en Öztürk, Ottoman history, 52.
[17] Lapidus, History of Islamic societies, 341.